1. Glazen en deksels controleren

Glazen en deksels voor gebruik op eventuele afsplinteringen en beschadigingen aan de sluitingsranden controleren, door deze met de vingertoppen te bevoelen. Als een glas of een deksel aan de sluitingsrand op de een of andere manier beschadigd is of andere fouten heeft, moet u dit onderdeel verwijderen, omdat het de luchtdichte sluiting in gevaar brengt.

2. Zuiverheid is een principiële voorwaarde

Zuiverheid is vooral bij het inmaken een principiële voorwaarde. Glazen en deksels worden daarom voor gebruik in warm water onder toevoeging van een beetje afwasmiddel gewassen, en dan in warm, helder water gespoeld. Als er op reeds gebruikte glazen schimmel is ontstaan (b.v. in een vochtige kelder of omdat de glazen ongewassen zijn bewaard), moeten dergelijke glazen enkele minuten in kokend water worden gedompeld, want deze schimmels worden alleen onschadelijk gemaakt bij 100°C. Afwasmachinetemperatuur (ongeveer 60°C) is in zulke gevallen onvoldoende. Om de glazen in kokend water te dompen en te bewegen, is de WECK-glastang overigens ideaal.

3. inmaakringen voor gebruik zorgvuldig controleren

Ook inmaakringen voor gebruik zorgvuldig controleren, vooral als ze al eens zijn gebruikt. Eventuele scheuren ontdekt u het best, als u de ring tussen beide duimen en wijsvingers houdt en hem uit elkaar trekt. Alleen met volledig correcte inmaakringen is een veilige sluiting van de inmaakglazen gewaarborgd.

4. Inmaakringen koken

Inmaakringen, vooral gebruikte, kookt u onder toevoeging van een beetje afwasmiddel (2 of 3 min. zijn genoeg) in water, bij gebruikte ringen die vettig, kleverig of zelfs lichtjes zijn beschimmeld, beduidend langer. Vervolgens de ringen in helder, warm water spoelen en tot het gebruik hierin laten liggen.

5. inmaakglazen op een warme doek zetten

Bij het in de glazen gieten van warm inmaakgoed (b.v. voorgekookte jam), de inmaakglazen op een vochtige, warme doek zetten, zodat ze niet kunnen barsten. U spaart werk en moeite, als u een doelmatige trechter, zoals b.v. de WECK-vultrechter gebruikt, die op de oude inmaakglazen net zo goed past als op de WECK-rondrandglazen.

6. Tot op welke hoogte vult u de glazen?

Tot op welke hoogte vult u de glazen?
Voor de WECK-rondrandglazen met hun nieuwe sluiting geldt het volgende : het inmaakgoed moet tot aan de onderkant van de glasrand in de glazen worden gedaan, de vloeistof, ook de suiker-opgiet-vloeistof, net zo hoog. Bij de rondrandsluiting is het nl. niet belangrijk of er bij het opleggen van het deksel met inmaakring een beetje vloeistof uit het glas wordt gedrukt. Dit geldt ook voor brij-achtig inmaakgoed, zoals b.v. appelmoes, dat bij de rondrandglazen eveneens tot aan de onderkant van de glasrand in de glazen moet worden gedaan. Inmaakgoed dat naderhand zwelt, vooral worstmassa, moet echter ook bij de WECK-glazen maar tot 3/4, cakedeeg tot 1/2 van de glashoogte in de glazen worden gedaan.

7. Suikeren

Volgens ervaringen, moet u suiker, als dat enigszins mogelijk is, niet droog, maar als suikeroplossing toevoegen. Als u de in het recept aangegeven, benodigde suiker in koud water legt en opkookt (2 tot 3 keer omhoog laten komen) en de glazen dan met deze oplossing (maar niet warm!) suikert, hebt u geen last van schimmelvorming in uw inmaakgoed (zie blz. 24, 4.d). Andere zoetstoffen, b.v. voor diabetici, worden natuurlijk ook opgelost in water toegevoegd.

8. zorgvuldig schoonvegen

Na het vullen de glasrand zorgvuldig schoonvegen. Als u de WECK-vultrechter gebruikt, hoeft u dit niet te doen, omdat de rand van het glas dan tijdens het vullen is afgedekt en beschermd tegen vuilmaken.

9. Het opleggen van inmaakring en deksel.

De ring uit het water halen, laten afdruipen en nat op de glasrand leggen. Daarna het deksel erop leggen, waarbij u erop moet letten, dat de inmaakring niet verschuift. Bij de nieuwe WECK-rondrandglazen, wordt de ring niet op het glas, maar op het deksel gespannen (foto’s blz. 10), hetgeen men uit praktische overwegingen reeds van te voren doet. Het glasdeksel met ring dan zo lang in warm water gereed houden, tot men ze (samen) op het glas legt. Bij de ideale sluiting van het WECK-glas kan noch de ring op het deksel, noch het deksel op het glas zo ver verschuiven, dat er een foutieve sluiting ontstaat.

10. Dicht spannen van de gevulde inmaakglazen

De „universeelbeugel“ die voor alle glazen bestemd is, wordt vanaf de zijkant over het deksel getrokken en moet op het midden van het deksel liggen. Erop letten, dat de inmaakring niet verchuift. Als de universeelbeugel niet op de juiste manier vastzit of niet meer voldoende veerkracht heeft, is het mogelijk dat de inmaakring, door de druk naar buiten wordt geperst, waardoor het glas open blijft.

Bij de sluiting van het WECK-glas, is dit gevaar voor een groot deel uit de weg geruimd. Het wordt met twee kleine inmaakklemmen toegespannen, die gemaakt zijn uit roestvrij edelstaal en een precies bemeten, gelijkblijvende veerkracht bezitten. De beide inmaakklemmen worden in de stapelverdieping van het deksel aangebracht (tegenover elkaar) en heel eenvoudig naar beneden geduwd, tot ze onder de uitstekende rand van het glas klemmen (zie foto’s blz. 10)

11. bodemrooster niet te vast duwen

Inmaakglazen worden om doelmatige redenen met een bodemrooster in de inmaakketel gezet. Hierbij is het niet erg, als zij elkaar of de wand van de inmaakketel aanraken. U moet er alleen voor zorgen, dat ze niet te vast tegen elkaar worden geduwd, waardoor er geen bewegingsruimte meer over is.

12. Hoeveelheid water in de inmaakketel

Nadat de inmaakglazen op een bodemrooster in de inmaakketel zijn gezet, wordt zoveel water in de ketel gedaan, dat de inmaakglazen tot 3/4 van hun hoogte in het water staan. Als twee of meer glaslagen boven elkaar of lage glazen naast hoge glazen worden ingemaakt, richt de hoogte van het waterbad zich naar het bovenste, resp. hoogste glas. De onderste, resp. laagste glazen kunnen dan zonder meer helemaal onder water staan, omdat er dankzij de veerdruk geen water van buitenaf in de glazen kan dringen.

13. Zeer belangrijke opmerking

De temperatuur van het waterbad moet bij het begin van het inmaken altijd ongeveer gelijk zijn aan de temperatuur van de inhoud van de glazen. Glazen met koude inhoud worden daarom alleen met koud water, glazen met warme inhoud (b.v. als het inmaakgoed is voorgekookt) alleen maar met net zo warm water op het vuur gezet. In geen geval mag dus bij glazen met koude inhoud warm water in de inmaakketel worden gedaan; daardoor bereikt het kookwater nl. te vroeg de voorgeschreven inmaaktemperatuur, terwijl de inhoud van het glas nog niet warm genoeg is. De thermometer geeft dan de temperatuur van het kookwater aan, niet de temperatuur van het inmaakgoed in de glazen.

Gevolg : de voorgeschreven verhittingsduren, die natuurlijk betrekking hebben op de inhoud van de glazen, kunnen niet worden aangehouden. Mislukkingen zijn onvermijdelijk, omdat bij de te korte verhittingsduur niet alle bacteriën en gistkiemen zijn gedood. Dus principieel, bij het in de ketel zetten van de inmaakglazen, ongeveer gelijke temperaturen van water en glasinhoud aanhouden, en voor de rest : altijd langzaam verhitten.

14. Inmaakthermometer vooraf controleren

Inmaakthermometer vooraf controleren, door hem in borrelend, kokend water te dompelen, waarbij de thermometer ongeveer 100°C moet aangeven. Beschadigde of onjuist aangevende thermometers kunt u niet gebruiken, om veilig in te maken, want hiermee kunt u de in de recepten voorgeschreven temperaturen niet aanhouden.

15. Huls van thermometer diep genoeg in het water steken

De thermometer wordt door de opening in het deksel van de inmaakketel geschoven. Hierbij moet u erop letten dat de huls met de thermometer diep genoeg in het water staat, want alleen dan kan hij de temperatuur van het water precies aangeven. De automatische inmaakketel biedt het grote voordeel dat hij met een ingebouwde thermostaat is uitgerust, waardoor u geen thermometer nodig hebt. Het deksel van de automatische ketel heeft ook geen thermometergat, hetgeen veel energie en bijgevolg energiekosten bespaart.

16. Inmaaktijd en hittegraad

Bij de verhitting van de inmaakglazen, de in het receptendeel van dit boek voorgeschreven temperatuur en verhittingsduur precies aanhouden en in geen geval beneden de voorschriften blijven. De inmaaktijd begint, als de voorgeschreven hittegraad is bereikt. Als er b.v. een inmaaktijd van 25 minuten bij 90°C is voorgeschreven, begint de inmaaktijd pas dan, als de thermometer 90°C aangeeft.

17. Inmaaktijd afgelopen?

Als de voorgeschreven inmaaktijd is afgelopen, worden de glazen uit de inmaakketel gehaald. De inmaakglazen niet in het waterbad laten afkoelen, omdat daardoor de verhittingsduur wordt verlengd en het inmaakgoed door na-koken te week kan worden. Om dezelfde reden moeten de uit de ketel gehaalde glazen ook niet met een doek worden bedekt. U moet echter vermijden, dat de glazen aan koude tocht worden blootgesteld, op een koude stenen bodem worden gezet of zelfs met koud water in aanraking komen.

18. Zeer belangrijke opmerking

De uit de ketel gehaalde inmaakglazen moeten gesloten blijven met de inmaakklemmen of de universeelbeugel, tot ze volledig zijn afgekoeld. Na het afkoelen moet u deze echter beslist verwijderen, want u hebt ze niet meer nodig om de glazen mee te sluiten (zie blz. 16). Alleen maar als de inmaakklemmen, resp. de universeelbeugel zijn verwijderd, kunt u door het deksel aan te raken (zgn. „deksel-aanraakproef“) controleren, of het glas werkelijk gesloten is.

De regelmatige sluitingscontrole van de inmaakglazen door deze „deksel-aanraakproef“ is gedurende de eerste dagen na het inmaken dagelijks, later alleen nog maar over grotere tijdafstanden nodig. Overigens : wijst het lipje van de inmaakring bij een gesloten glas duidelijk naar beneden. Als u deze glazen in het voorraadsrek rangschikt, kunt u de sluiting gemakkelijk controleren door een „oog-controle“. Dit is vooral praktisch, als u de glazen wilt stapelen en b.v. in het rek meerdere glazen op elkaar zet.

19. Bewaren

In de voorraadsruimte mogen de gevulde inmaakglazen niet worden blootgesteld aan direkte zonnestralen. De ruimte moet ook vorstvrij zijn. Gevulde inmaakglazen kunnen echter niet alleen in een koele kelder, maar ook bij kamertemperatuur worden bewaard.

20. Openen van inmaakglazen

Inmaakglazen worden geopend, door het uitstekende lipje van de inmaakring zo ver naar buiten te trekken, tot de buitenlucht met het bekende sisgeluid in het glas dringt. De onderdruk in het glas verdwijnt hierdoor, deksel en ring kunnen nu gemakkelijk worden verwijderd. Om een inmaakglas te openen, mag u in geen geval scherpe voorwerpen, zoals messen, scharen, schroevedraaiers, enz. gebruiken, omdat dan de inmaakring en de rand van het glas of het deksel beschadigd kunnen worden. Als de inmaakring plakt of als het lipje is afgescheurd, kunt u zulke glazen gemakkelijk als volgt openen : voor een rondrandglas, de 4 inmaakklemmen plaatsen en het glas enkele minuten omgekeerd in warm water laten dompelen.